De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens biedt geen enkele ruimte om van abortus een mensenrecht te maken en abortus uit het Wetboek van Strafrecht te halen.
De leden van de Verenigde Naties hebben in 1948 de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) zonder tegenstemmen aangenomen. Volgens deze verklaring maakt elk mens aanspraak op alle rechten en vrijheden die deze verklaring opsomt, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals op grond van ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status. In artikel 3 staat: „Een ieder heeft het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon.”
Toen het Amerikaanse Hooggerechtshof vorig jaar de uitspraak uit 1973 in de zaak Roe tegen Wade, die het recht op abortus in de VS vastlegde, terugdraaide, werden de voorstanders van abortus behoorlijk zenuwachtig. Daarom zijn in Nederland in rap tempo verschillende wetten rond abortus aangenomen. Zo is de ”vijf dagen bedenktijd” voorafgaand aan een abortus afgeschaft en wordt de abortuspil via de huisarts mogelijk.
In het Wetboek van Strafrecht staat nu dat een abortus strafbaar is, tenzij die wordt verricht door een arts in een ziekenhuis of kliniek met vergunning en de behandeling plaatsvindt conform de regels van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz, ook ”abortuswet” genoemd). Abortus is toegestaan tot de levensvatbaarheidsgrens is bereikt. Daarna wordt abortus gelijkgesteld aan het doden van een kind.
Burgerinitiatief
Dat onderscheid tussen ”doden voor” en ”doden na” het bereiken van de levensvatbaarheid buiten de baarmoeder is duidelijk in strijd met artikel 3 van de UVRM. Het recht op leven is immers niet afhankelijk van welke status dan ook. Toch heeft de Nederlandse wetgever gemeend dit onderscheid te kunnen maken en zo rekening te houden met moeder en kind.
Nu is de proabortuslobby in Nederland een burgerinitiatief gestart om abortus uit het WvS te krijgen. Er zijn ruim voldoende stemmen opgehaald, zodat het voorstel in het parlement besproken moet worden. Dit voorstel gaat dus nog verder in tegen UVRM-artikel 3. Men wil niet meer het recht op leven, maar uiteindelijk het recht op doden als mensenrecht.
Het maken van onderscheid is bovendien vreemd omdat het moment van levensvatbaarheid niet bepaald wordt door de staat van ontwikkeling van het kind, maar door de ontwikkeling van de medische technologie. In de memorie van toelichting bij de abortuswet staat namelijk dat een kind levensvatbaar is als het „naar redelijke verwachting in staat is om buiten het moederlichaam in leven te blijven, met of zonder medische interventies”.
Als we de wet juist interpreteren en de levensvatbaarheidsgrens leidend is voor de abortusgrens, zou deze nu eigenlijk van 24 naar 21 weken moeten worden bijgesteld. De proabortuslobby stuurt er echter wereldwijd op aan dat die abortusgrens uiteindelijk wordt opgeheven en het abortusrecht moet gelden voor alle negen maanden van de zwangerschap, zoals nu bijvoorbeeld in Canada. De vrouw bepaalt, en dat wordt eenvoudiger als abortus uit het WvS is verdwenen.
Nog meer bezwaren
Er zijn nog meer redenen waarom abortus nooit een mensenrecht kan worden. Een abortus ontneemt een mens zijn of haar toekomst. Abortus is onderdeel van een cultuur waarin de ene mens bepaalt of de andere mens waarde van leven heeft of niet. De abortuswetgeving is een compromis vanwege een conflict tussen het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw en de beschermwaardigheid van het ongeboren kind. Een compromis kan echter nooit een mensenrecht worden, omdat het innerlijk tegenstrijdig blijft.
Begin menselijk leven
Volgens de UVRM is het recht op leven niet van een status afhankelijk. Toch werd in het abortusdebat dit tot kernvraag gemaakt: wanneer begint het menselijk leven en vanaf wanneer is dat beschermwaardig? Want als je abortus mogelijk wilt maken, moet je van de groeiende baby een minderwaardig mens maken, zodat je je minder schuldig voelt na een abortus.
Over wanneer het menselijk leven begint, is de wetenschap eenduidig: bij de bevruchting. Over de beschermwaardigheid van dat levensbegin wordt niettemin, ondanks de UVRM, totaal verschillend gedacht. Het ene land verbiedt abortus geheel, het andere land staat abortus toe tot aan de geboorte. In de ene staat is abortus toegestaan totdat er een hartslag is (bij drie weken na de bevruchting), in de andere staat mag abortus alleen plaatsvinden bij medische noodzaak. Binnen de EU gaat Nederland het verst: tot 24 weken zwangerschap is abortus toegestaan.
Al heel lang bezitten, volgens het Burgerlijk Wetboek, ongeboren kinderen het recht om te erven, terwijl het recht om te leven onder druk staat. Hoe tegenstrijdig! En in Nederland is bij wet bepaald dat levenloos ter wereld gekomen kinderen, ongeacht de zwangerschapsduur, opgenomen kunnen worden in de Burger Registratie Personen. Je kunt zelfs een kind dat na acht weken zwangerschap is geaborteerd, laten registreren als een persoon. Als abortus een mensenrecht wordt, lopen we in Nederland dus muurvast met andere wetten. Door abortus uit het WvS te halen, wordt de beschermwaardigheid van alle mensen, niet alleen ongeborenen, verminderd. Immers als het doden van een ongeboren mens niet meer strafbaar is, zijn bijvoorbeeld de pasgeborenen dan nog wel veilig. Is deze stap dan niet een opmaat voor nog verdere verruiming?
Kees van Helden
coördinator Kies Leven.
Dit artikel verscheen 28 februari in het Reformatorisch Dagblad